Ter voorbereiding op het toneelstuk “Brouwers’ Dam” hebben wij vorig jaar een aantal mensen geïnterviewd, die de watersnoodramp van dichtbij hebben meegemaakt.
Een deel van die verhalen is verwerkt in het stuk, maar niet alles komt daarin terug.
We willen u die verhalen toch niet onthouden en daarom plaatsen wij ze hier op de website! Het nieuwste verhaal staat bovenaan.

12. Het verhaal van Henk Brouwers, zoon van de burgemeester, hij was 6 jaar in 1953.

Burgemeester Brouwers was voormalig ambtenaar in Aalten. Hij solliciteerde in 1938 op de burgemeesters functie in Nieuwpoort, en werd aangenomen. Samen met zijn jonge vrouw, die eigenlijk de omgeving veel te waterrijk vond, verhuisden ze naar de Ambtswoning in Nieuwpoort.

De burgemeester en zijn vrouw werden tijdelijk ondergebracht in Belvedère in Schoonhoven. Vanwege het feit dat de ambtswoning nog opgeknapt moest worden, nadat deze met zwarte pek was besmeurd vanwege een conflict tussen de bewoners van Nieuwpoort en de voorganger van Brouwers. Er was in de ogen van de burgers sprake vanwege een belastingconflict.

Het gezin bestond uit vader, moeder en 5 zonen. Vader was altijd bezig met zijn hobby, besturen, waar hij zijn beroep en vrijetijdsbesteding van had gemaakt. Naast burgemeester had hij diverse bestuursfuncties binnen o.a. de ARP en mensen als Willem Aantjes en Maarten Schakel waren dan ook geen onbekende voor de gezinsleden.

Toen op zondagmorgen de watersnoodramp in Zeeland en ook een groot deel van de Alblasserwaard doordrong tot de autoriteiten, twijfelde Brouwers geen moment en opende op zondag de secretarie van de gemeente en bemande deze met een soort van crisisteam. Zo stelde hij o.a. een van zijn ambtenaren, een boerenzoon, aan als verantwoordelijke voor de grote toestroom van vee, dat al snel vanuit het Westen van de Alblasserwaard over de dijk en via de Nieuwpoortse weg Nieuwpoort binnenliep.

Maandagmorgen ging zoon Henk met zijn vriend Henk van Meerkerk op verkenning uit en tot zijn verbazing zag hij dat de waterschuur, beter bekend als de zwarte schuur, in Nieuwpoort werd leeggehaald om daar ook vee in te stallen. Het hout werd buiten opgestapeld en het vee naar binnen gedreven.
De dagen die volgde waren hectisch, burgemeester Brouwers was constant bezig met het leggen van contacten met autoriteiten en het vorderen van schuren. Hij kwam op het lumineuze idee om vee onder te gaan brengen in de veemarkthallen in Utrecht. Na overleg bleek dit mogelijk alleen hoe zou dat vee daar moeten komen?

Hij bedacht een plan om hulp te vragen via de nationale radio-omroep. Dit lukte hem en de door hem zelf ingesproken oproep om veewagens te sturen naar de Alblasserwaard werd uur na uur herhaald en had grote gevolgen. Heel veel transporteurs uit heel het land boden hun diensten aan, waardoor op het laatst de mensen bedankt moesten worden om geen file van overtollige transporteurs op de lokale wegen te veroorzaken.

Dat de autoriteiten niet blij waren met deze actie van Brouwers staat in het verslag beschreven. Noodoproepen wordend gecoördineerd door Binnenlandse zaken en niet door een lokaal burgemeestertje.

Een paar dagen later wilde vader Brouwers een rondrit maken en vroeg hij aan zijn zoon of hij het water soms wilde zien. Natuurlijk wilde hij dat en stapte bij zijn vader in de auto, die door het Achterland reed tot bijna in Brandwijk. Daar schrok Henk van de immense waterplas en de daken van huizen, schuren en boerderijen, die boven het water uitstaken. Het is een herinnering die hij nooit meer zal vergeten.

Henk herinnerde zich ook het cruciale moment dat vader aan tafel kwam met een gespannen en geïrriteerde houding in woord en fysiek. “Dat amateuristische gepruts, om dat gat bij Papendrecht te dichten met kruiwagen en schop kan ons nog veel ellende brengen. Het kan veel beter en sneller, die aannemer maakt er niets van. Zelf zou ik wel weten hoe het sneller zou kunnen, laat staan dat een aannemer als Mourik uit Groot Ammers dat zou weten”.

De heer J. Mourik was wethouder in de gemeente Groot-Ammers. Mourik had een aannemersbedrijf dat zijn sporen al had verdiend.
Brouwers heeft hemel en aarde bewogen om deze man zover te krijgen om zijn hulp te verlenen en zijn expertise in te zetten. Mourik had hier geen trek in, omdat het werk aan iemand anders was gegeven en dat niet gebruikelijk was in de aannemerij. Brouwers bleef morele druk uitoefenen en aandringen: “Doe het dan desnoods voor mij” was zijn laatste oproep.  De afloop is bekend.

Zijn beste vriend, Ds. Amelink uit Langerak, bekende na jaren, op de begrafenis van Dhr. Brouwers, dat hij van een ding spijt had, en dat was dat hij of iemand anders Brouwers nooit had voorgedragen voor een lintje vanwege zijn bijzondere inzet en het kordate optreden in 1953. 
Maar… als antwoord op deze vraag, beweerden anderen die kennis hadden genomen van het doorzettingsvermogen en controversiële inzet van Burgemeester Brouwers, dat hem dat nooit gegund zou zijn omdat hij bij te veel mensen op hun tenen is gaan staan. Hij was onder meer ingegaan tegen het beleid van het ministerie van Binnenlands Zaken, de provincie, het hoogheemraadschap en welke instantie of ambtenaar zich nog meer op zijn nummer gezet voelde.
Maar toch: Zo is het gebied bespaard gebleven voor een nog grotere catastrofe.

11. Het verhaal van Cees Stuij

“Ach, feitelijk viel het hier aan de noordrand van de Alblasserwaard allemaal wel mee. Natuurlijk was het de grote vraag, hoe ver komt het water. En buitendijks kwamen ook hier in Langerak huizen onder water te staan. Maar dat was niet anders dan tijdens het hoge water in 1995.
Met andere woorden, hier, althans bij ons thuis, was geen sprake van een paniektoestand.

Ik weet nog wel dat een boer een Goudriaan eigenaar was van de Waterschuur in De Poort. Die verhuurde hij aan de timmerfabriek van Voormolen. Die hadden er een grote voorraad hout opgeslagen. Die hebben ze, nog diezelfde zondag, helemaal leeggeruimd en toen de koeien uit Goudriaan daar ondergebracht. Achteraf allemaal werk voor niets. Het water kwam niet verder dan Bleskensgraaf. Een paar dagen later, op donderdag, is de hele evacuatie, die niet nodig bleek, weer teruggedraaid. Alle koeien gingen weer naar Goudriaan en het hout kon weer in de schuur.

Maar goed, natuurlijk moest er in de Binnenwaard voor heel veel vee wel een droge plaats worden gezocht. Die koeien werden elders, vaak hier aan de noordrand, tijdelijk bij boeren ondergebracht. Elke boer ving er een aantal op. Al naargelang hij plaats had. De een wat meer de ander wat minder. “

10. Het verhaal van Anton den Hartog (en zijn vrouw)

De heer Den Hartog werd geboren in 1932 woonde aan de Ammersekade in Groot Ammers. Zijn vrouw woonde in het Achterland.
Dhr. den Hartog heeft zelf meegewerkt aan het dichten van het gat in de dijk bij Papendrecht. Hij werkte bij Mourik en was chauffeur op een zgn. GMC kiepauto.

Hij vertelde dat op een zeker moment Mourik besloot om alle rijplaten en materiaal dat nodig was, naar het gat bij Papendrecht te brengen. Dit omdat de situatie bij het dijkgat, ongeveer 50 meter breed, zo kritisch was voor het vollopen van de waard, dat ook Mourik het belang van zo snel mogelijk dichten inzag. Hij werd mede aangespoord door Burgmeester Brouwers.

Het was niet eenvoudig, want de firma Dekker uit Papendrecht was als eerste met materiaal bij de dijkdoorbraak, hetgeen recht gaf aan de uitvoering en betaling van het werk. Dit was een regel binnen de wetgeving aangaande de aannemerij. Toen de wijze waarop dit door Dekker werd uitgevoerd niet vlug genoeg ging, heeft Mourik, besloten zijn nieuwe uitvoerder, de heer Den Duif daarnaar toe te sturen om aanwijzingen te geven hoe het beste kon worden gewerkt.

De heer Den Duif was voorheen werkzaam als gemeenteopzichter op Goeree-Overflakkee. De actie van Mourik werd door aannemer Dekker niet op prijs gesteld: hij stuurde Den Duif van het werk. Den Duif gaf daar geen gehoor aan, waarop Den Dekker de politie inschakelde, die hem vervolgens sommeerde het werk te verlaten want Dekker wilde geen betweters op zijn werk.

Deze meneer Dekker was sowieso een bijzondere man. Den Hartog vertelde dat hij met zijn luxeauto van Alblasserdam richting het gat in Papendrecht reed en pech kreeg. Vervolgens haalde hij 4 grondwerkers van het werk in Papendrecht, die zijn auto terug moesten duwen naar Alblasserdam, terwijl hij aan het stuur zat.

Het water kwam steeds verder de Alblasserwaard in en de boeren in de buurten van Brandwijk en Ottoland maakten de koeien los uit de stal, en joegen die allemaal over de Ammersekade richting dijk. Er ontstond later fors verschil van mening, omdat sommige boeren die koeien opgevangen hadden op hoger gelegen gebieden, de eigenaars van het vee meenden verrekening te kunnen vragen voor de melk, die zij hadden kunnen verkopen ten tijde van de opvang van het vee.

Den Hartog reed als chauffeur zand van Alblasserdam, waar de zandschepen aan kwamen, naar Papendrecht om het in het gat te storten. Daar moest grond overheen omdat het zand anders zou wegspoelen. Er was een oproep gedaan op de radio om mensen met een kiepauto op te roepen om naar Papendrecht te komen, hetgeen ook gebeurde. Mensen als o.a. Van der Heijden uit Nieuwpoort leverden kiepauto’s op mee te helpen. Ook het leger stelde 30 kiepauto’s beschikbaar. Deze werden in Papendrecht gestationeerd, met grond geladen. De 30 auto’s stonden daar in Papendrecht bij een depot te wachten. Echter toen ze nodig waren bleek geen van de auto’s te kunnen kiepen omdat er geen olie in het hydraulisch systeem zat. Daardoor werkte de hefinstallatie om de bak te kunnen leegkiepen niet. Al die auto’s moesten weer terug en werden achterover getrokken om te lossen. Vervolgens werd de grond op andere auto’s geladen en weer naar het gat gereden.

Het gat in de dijk is uiteindelijk gedicht met een bak, een soort duwbak, die volgestort met zand in het gat werd neergelegd door Den Hartog.

9. Het verhaal van Kees Schep.

Het weekend van 31 januari – 1 februari 1953 zal voor mijn vrouw en mijzelf altijd een bijzondere herinnering blijven.

In de “rustige tijd “op de boerderij was het voor ons tijdens onze verkering het eerste weekend dat we samen zouden gaan logeren bij goede kennissen van mijn ouders in Poortugaal, toen nog een dorp gelegen bij Hoogvliet, ten zuidwesten van Rotterdam langs de Oude Maas. Het waaide die zaterdagmiddag wel hard toen we met de bus in Rotterdam-Zuid aankwamen en daar overstapten naar Poortugaal, maar daar maakten we ons niet ongerust over.

Na een rustige en gezellige avond, hebben we ’s nachts niets gemerkt van de stormramp in zuidwest Nederland. Wie dacht er nu aan overstromingsgevaar, sinds 1820 was dat niet meer voorgekomen. Ook op zondagmorgen waren we er nog onwetend van, omdat de radio bij ons gastgezin kapot was. Maar bij de kerkgang om half tien hoorden we van mede bezoekers, welke ramp zich had voltrokken. De buitenpolders langs de Oude Maas waren ondergelopen, daarbij zijn mensen en vee verdronken en gebouwen ingestort. Iedereen was angstig en verslagen.

Rond het middaguur werden we van thuis opgebeld met het dringende verzoek om direct terug te komen. Ook in de Alblasserwaard waren dijken doorgebroken en grote delen onder water gelopen. Het logeerplan was toch al verstoord, dus zijn we maar weer gauw naar huis gereisd met de bus via Rotterdam. Maar die stopte midden op de brug over de Noord bij Alblasserdam, omdat verderop de Rijksweg onder water stond.
Via een looptrap kwamen we van de brug op de dijk van Alblasserdam terecht. En gingen op zoek naar een taxi om ons naar huis te laten brengen. Maar de auto’s waren gevorderd door de burgemeester om voor noodgevallen beschikbaar te zijn.

We vonden onszelf ook een noodgeval en meldden ons bij de Burgemeester, die op het gemeentehuis leiding gaf aan het samengeroepen rampcomité. Deze weigerde ons een taxi toe te wijzen, omdat het niet verantwoord was nog over de Lekdijk te rijden vanwege doorbraakgevaar. Wie toch daarheen wilde moest op eigen risico zijn weg weten te vinden. Die oplossing vonden we omdat Geertje zich kon herinneren dat van een gezin uit Groot-Ammers er familie woonde in Alblasserdam. Na enig speurwerk wisten we achter het adres te komen en mochten er een oude damesfiets lenen. Zo zijn we samen door storm en regen richting Groot-Ammers gefietst. Met een kostbare vracht achterop was dat een zware opdracht.

Bij Kinderdijk bleek inderdaad de dijk bijna doorgebroken. Met man en macht werd er gewerkt om het ingeslagen gat met zandzakken vol te storten om een doorbraak te voorkomen. Alles was afgezet, niemand mocht erlangs. Toch zagen we kans om in die panieksituatie ongemerkt langs de binnenberm er voorbij te komen. Daarna hebben we de fietstocht voortgezet.

Ook in Streefkerk stond het water tot bovenaan de dijk. Veel losdrijvend riet was door de storm over de dijk heen gewaaid en op de binnenberm terecht gekomen. Zo zijn we verkleumd en strompelend in Groot-Ammers aangekomen. Daarna moest ik nog door met mijn eigen fiets naar Langerak. Intussen waren alle bergingen en schuren ontruimd, ook de oude school in Waal en vol gezet met vee uit de Binnenwaard die onderwater was gelopen. Alles was in rep en roer om allerlei noodvoorzieningen te treffen.

De volgende dag werd ik opgeroepen om ’s avonds en ’s nachts zandzakken te vullen bij Nieuwpoort op de zandbaan die daar gestort was voor de aanleg van de Prov. weg N 216 naar Schoonhovense veer. Deze gevulde zandzakken waren bestemd voor versterking van de Peulwijksekade bij Ottoland. Gelukkig hoefde dat maar één nacht, maar het was wel vermoeiend. Na een paar dagen werd het weer rustiger en begon het te vriezen. Het overstroomde deel van de Alblasserwaard veranderde in een grote ijsvlakte.

Aannemersbedrijven zoals Mourik in Groot-Ammers en Verhoef in Langerak werden ingeschakeld voor herstel van de ingeslagen breuk bij Papendrecht en de beschadigde dijklichamen en het wegpompen van het water. Verhoef had wel ruim 20 pompen aangedreven door tractoren ingezet die continu 24 uur per dag enkele weken achter elkaar in bedrijf waren om de Alblasserwaard droog te malen.
Daarna gingen de geëvacueerde bewoners met hun vee weer terug naar hun eigen woning en bedrijf.

8. Het verhaal van Nico Roest, Graafland.

Als kind woonde Nico Roest in de Waal, waar zijn vader een garagebedrijf had. Naast garagehouder, was hij o.a. ook commandant van de brandweer. De brandspuit stond gestationeerd net voorbij de Waal.

Vader Klaas belde op zondagmorgen de autoriteiten met de vraag wat er van hem verwacht werd. Hem werd opgedragen alle vrijwillige brandweerlieden op te roepen. Deze kwamen allen naar Huize Roest in de Waal.
De gehele zondag heeft men daar op instructies zitten wachten, die maar niet kwamen. Ondertussen verzorgde moeder Roest de afwachtende mannen van koffie, terwijl de brandweermannen de kamer vol zetten met sigarenrook.

Rond en uur of drie in de middag werd er gebeld met de boodschap dat er een schip bij het boveneind op de Lek op drift was geraakt en tegen de dijk lag te beuken.
De brandweerlieden hebben toen met man en macht en met veel improvisatietalent het schip dwars voor de kant gekregen. Dit zorgde ervoor dat de beschadigde dijk zo op deze wijze werd beschermd.

Aan het einde van de middag begon het vee te komen, een stroom van honderden koeien liep de dijk uit richting Ameide, naar het Oosten, stroomopwaarts. De meeste koeien moesten nodig worden gemolken en liepen daarom zo hard niet meer.
45 koeien werden gestald in de school in de Waal op 2 verdiepingen, 51 koeien werden bij Roest in de garage gestald, die net nieuw was en waarvan de betonvloer nog moest worden gestort.

De kleine Nico mocht niet naar buiten en stond voor het raam te kijken. Zijn moeder vond het gekrioel van koeien veel te gevaarlijk.
Veel mensen onder leiding van de brandweer waren bezig om alles in goede banen te leiden. Drie mannen werden als voormannen aangewezen die de leiding over het plaatsen van het vee namen: Jan Aai Versluis, Henk de Groot en Jan Willem Stigter. Zij zorgden ervoor dat er gemolken werd en dat het vee goed werd ondergebracht en te eten kreeg.

Klaas van der Ham werkte bij Vuyk (later Joop van Eck wat een veevoederbedrijf was) en hij zorgde voor het stro en het voer voor de koeien.
Wat er aan koeien door de bewoners en de boeren niet niet kon worden gestald in Langerak werd doorgestuurd naar Tienhoven en Ameide.

In de loop van de week kwamen de boeren uit de polder hun koeien zoeken. Het was bijzonder om te ontdekken hoe zij hun koeien konden herkennen aan de tekeningen op hun vacht.

Het heeft ongeveer 6 weken geduurd voor de laatst koeien weer teruggingen naar hun vertrouwde eigen stal als deze niet door het water was verwoest.

7. Het verhaal van mevrouw Van Loon

Mevrouw Jannie van Loon was in 1953 17 jaar oud en woonde in Langerak langs de dijk ter hoogte Lekdijk 70 net voorbij de Waal.

De watersnood heeft zij intensief meegemaakt en zij weet zich nog heel goed te herinneren dat de koeien in grote getale op de dijk liepen. Ze herinnert zich dat er koeien werden geplaatst in de School met de Bijbel in de Waal. Twee jonge mannen, Korevaar en Tukker, kwamen met de koeien mee en bleven in die periode ook bij de koeien om ze te verzorgen. De vloer van de school was echter niet berekend op het gewicht van de koeien en op een gegeven moment zakten er koeien door de vloer met hun poten.

Het werd door haar vader ten strengste verboden om op de dijk te komen in verband met de storm en de gevaren die het water met zich mee bracht. Het schuim van de rivier werd op de dijk geblazen en zorgde voor veel gevaar. Toch heeft ze het een keer stiekem gewaagd om toch over de dijk naar haar zieke vriendin Ria Maat te gaan om haar te bezoeken, zonder dat vader dat wist, en dit bleek een hachelijke tocht te zijn.

De een zijn dood de ander zijn brood: door het hoge water langs de boezem kwamen er veel mollen uit de grond. Deze lagen dood of werden door de molenaars gevangen. In die tijd was er een levendige handel in mollenhuiden en de vader van mevrouw Van Loon, Piet van der Wal, handelde hierin; het was welkom als bijverdienste.

De molenaars brachten zakken vol mollen bij de familie Van der Wal en in haar herinnering kregen de molenaars 10 cent per mol. Vervolgens werden deze gevild en werden de huiden opgespannen door Van der Wal en te drogen gehangen.  Dit alles voor de handel om er later bonten kledingstukken van te maken. Maar net nu er veel mollen waren, lag vader ziek op bed. Hierdoor moesten de oudste kinderen deze mollen villen. Dit was een verschrikkelijk smerig werkje, de ingewanden van de mollen stonken verschrikkelijk. De restanten van de mollen werden dan maar gevoerd aan de varkens, maar het stonk zo, dat zelfs de varkens dit niet wilden vreten. Waardoor er uiteindelijk maar een groot gat werd gegraven waar de overgebleven smurrie in werd begraven.

Ook werd er door vader Van der Wal gehandeld in eieren. Er was een kippenren met een buitenuitloop. Om de eieren te verkopen moesten ze gepoetst worden, want ze zaten soms onder de kippenpoep of modder. Dit was een werkje dat Jannie altijd moest doen terwijl ze zelf nauwelijks een ei te eten kreeg. Alles voor de handel om het gezinsinkomen te kunnen waarborgen.

De overleden echtgenoot van mevrouw Van Loon had een timmerbedrijf in Groot Ammers en werd regelmatig ingehuurd door de fa. Mourik. Zo werd hij ook tijdens de watersnood opgeroepen om te helpen bij het plaatsen van pompen.  Mevrouw Van Loon wist zich nog te herinneren dat hij betrokken was bij het plaatsen van pompen bij “de Kikker”, bij het Achterland, waar nu de brug over de boezem is.  Misschien zijn hier nog wel foto’s van in bezit van de familie Van Loon.

6. Het verhaal van Piet Vermeulen, was 10 jaar, woonde in Nieuwpoort

Het was zondagnacht erg slecht weer, storm en regen. We werden ’s ochtends wakker gemaakt en dat slechte weer was angstig. Er waren veel mensen op straat en er trokken allemaal mensen door de Poort, er was paniek. Ik wist toen niet waar ze allemaal vandaan kwamen, maar ze waren op de vlucht voor het water. Ik was natuurlijk nieuwsgierig, dus ik ging naar buiten, naar De Dam. We hadden geen telefoon dus als er iemand door de muurtjes aankwam vroeg je naar nieuws en zo ging het rond. Het water in de Lek stond heel erg hoog, ze hebben de muurtjes bij het Hooft dichtgemaakt met schotten. Wij hadden hier geluk. Voor het nieuws hier echt bekend was, wat er nou allemaal was gebeurd, was het al maandag. Later bleek dat er zoveel doden waren, maar dat wist je toen niet.

We gingen kijken bij de Lek en het water stond pal tegen de wal aan. Daar legden ze zandzakken neer, want het water vrat aan de wal. Het Hooft stond ook onder water. Naast het kerkhof had de gemeente vroeger een dal waar ze zand opsloegen, voor als het ’s winters glad was. Dat is nu dichtgemaakt, het is kerkhof geworden. Daar hebben we geholpen om zandzakken te vullen. Als je een schep had kon je meehelpen.

We mochten mee met een auto die zandzakken vervoerde, naar de Vuilendam. Daar woonde een oom. We mochten niet verder dan Brandwijk.

Nieuwpoort ligt hoger en tussen de wallen. Goudriaan en het Achterland moesten ook geëvacueerd worden. Als je bij de molen in het Achterland staat, scheelt het polderpeil van de voor- en achterkant al 75 centimeter.

De koeien werden in de Zwarte Schuur op de Achterweg gezet, die was daar toen ook voor om bij hoog water de koeien in te stallen. Daarna werd de schuur opslag voor hout, voor Voormolen. De koeien werden ook naar Langerak gebracht.

Burgemeester Brouwers was een rustige burgemeester, ieder boertje deed zijn hoedje nog voor hem af. Wij hadden er weinig contact mee, want zijn kinderen zaten op de christelijke school in de Waal.

Teuna Boele was 12 jaar, woonde in Molenaarsgraaf en vluchtte naar Nieuwpoort

Mijn ouders uit Molenaarsgraaf waren op bezoek bij mensen op de Vuilendam in Brandwijk. Ze zijn lopend naar huis gegaan, want ze konden niet tegen de wind in komen. Toen ze thuiskwamen werd mijn vader opgeroepen, want hij zat bij de dijkbewaking. ’s Ochtends kwam Jas den Adel met een bus en daar werden ik, mijn vader en moeder in geladen, met Van Engelen, mijn zus en haar man en kind. Ik wist echt niet waar we heen gingen. We kwamen om ongeveer 10 uur in Nieuwpoort aan, allemaal in hetzelfde huis, maar daar kon niet iedereen blijven.

Het huis was van familie, Maasland, ze hadden een winkel in het vroegere Rabobankgebouw aan de Buitenhaven. Maasland stond op de dijk, hij zei we gaan naar huis en dan zien we het wel. Zijn broer Co met wie hij in het huis woonde, was vrijgezel en zat in de kerk. Van daaruit ging Van Engelen verder naar Brabant, naar familie. En mijn zus ging naar Henk Ouweneel, de buschauffeur op de Hoogstraat. Mijn zuster woonde bij ons thuis in. Die meubels hebben ze opgestapeld en omhoog gezet, maar eigenlijk haalt dat niets uit. Als het water komt, worden ze daar ook nat.

Voor ons drieën was er ruimte genoeg in het huis van Maasland, want het waren twee vrijgezelle broers. Ik had het goed naar mijn zin in de Poort, want ze hadden er winkels.

Mijn andere zuster zat bij Prins in Graafland. Mijn vader ging met de fiets iedere dag naar huis, om alle katten en konijnen te voeren die op zolder zaten. Die kon je natuurlijk niet meenemen. De kelder stond vol met water, de weckpotten dreven er rond, en rondom het huis stond ook water. Maar de belangrijkste reden dat we weg moesten was, omdat ze bang waren dat de dijk zou breken en het water nog verder zou stijgen.

Er liepen wel honderden koeien op de Ammerse kade en op de dijk. Ze liepen achter elkaar aan. Op de Ammerse kade zijn nog twee mensen verdronken. Het water stond gelijk aan het wegdek, ze konden de weg niet zien en zijn het water in gereden.

Er zaten nog meer vluchtelingen in de Poort. De meesten zochten eerst familie op, maar via via werd je wel verder geholpen. Maar waar de rest van de familie zat, dat wisten de mensen eerst ook niet. Dat hoorden ze later pas.

Ik ben hier 4 of 5 weken naar school gegaan, naast de Hervormde Kerk in Nieuwpoort. Ik zat in het achterste lokaal, er stond een bakkerskar achter Van der Heul. Mijn vader is eerder naar huis gegaan, maar wij moesten toen nog hier blijven. Ook werden we nog ingeënt in Molenaarsgraaf voor we naar huis mochten. Waarschijnlijk vanwege de dode dieren in het water. En we konden nog kleding en schoenen uitzoeken in Molenaarsgraaf, ik heb toen nog schoenen uitgezocht.

Kees Boele was 11 jaar en woonde in Langerak

Mijn vader moest mij vasthouden, zo hard waaide het. En het water stond echt aan de dijk. Het was nog kantje boord.  

5. Het verhaal van de heer en mevrouw Van der Graaf

Die zaterdagavond was meneer Van der Graaf bij zijn vriendin Wil (nu zijn vrouw) in Nieuwpoort. Hij vertelt daarover:

Er was nog meer visite en tegen een uur of 11, half 12, wilde ik naar huis. Ik woonde in Groot-Ammers. Het waaide wel hard. Er was nog een vrouw uit Schoonhoven en die zei dat ze met me mee zou fietsen.

Het water bij de Veersedijk was toen zo hoog gestegen, dat je zo je handen erin kon wassen. We waren een klein eindje op weg, maar we konden haast niet tegen de storm in komen. Toen kwamen er mensen aan die zeiden: ‘Ga maar terug, want de pont vaart niet meer.’ We zijn teruggegaan, maar bij mijn vriendin waren geen bedden meer over, Wil woonde onderaan de Steiger. Op de Wal woonde De Kruijk, en die had nog wel slaapplaats over, daar hebben wij die nacht geslapen. Ik bij De Kruijk en zij bij zijn vrouw.

Wij werden ’s morgens wakker, omdat op het kale hoofd van De Kruijk allemaal regendruppels vielen, uit het dakraam. Toen we uit het zijraam keken, zagen we al een ongebruikelijk beeld: een meneer die ’s zondags nooit in de auto reed, vanwege de zondagsrust, kwam met zijn bestelauto de Wal afrijden. Wij gingen naar beneden en hoorden we wat er aan de hand was.

Geen kerk op zondag

Ik wilde wel naar Groot-Ammers, want daar woonden mijn ouders en die gingen op zondagochtend naar de kerk. Ze hadden de radio niet aangezet. De mensen vroegen mijn vader: ‘Kees waar ga jij naartoe?’ ‘Wat denk jij?’ zei mijn vader. ‘Naar de kerk, ‘t is zondag.’ ‘Nou er is geen kerk, want die zit helemaal vol met mensen uit Bleskensgraaf, Molenaarsgraaf en Ottoland.’ Mijn neef, Huibert van der Graaf, de postbode van Groot-Ammers, wist ook nog van niets. Hij kwam mijn vader gewoon ophalen voor de kerk. Hij had ook de radio nog niet aangehad. Er was geen tv nog, de communicatie was toen veel minder dan nu.

Balken in de muur

Als voorzorg hadden ze in Nieuwpoort bij het Hooft de balken in de muur gezet. Dat zijn twee balken, waar ze klei of mest tussen stoppen. En zo hebben we het hier droog gehouden. Verder is in Nieuwpoort weinig gebeurd. In Zeeland wel. De vader van de latere dominee Flikweert, van de Hervormde Kerk in Nieuwpoort, logeerde tijdens het weekend van de watersnood bij Schippers in Nieuwpoort. Hij volgde een opleiding tot leraar, samen met de dochter van Schippers. Hij kwam uit Zeeland en zijn vader, moeder en broer zijn in die nacht verdronken.

Vluchtelingen in de Poort

Die vluchtende mensen kwamen al ’s zondagsochtends naar Nieuwpoort en er kwamen ook koeien. Bij De Kruijk waar ik die nacht geslapen heb, kwamen mensen uit Molenaarsgraaf. Er woonden toen ongeveer 900 mensen in Nieuwpoort, de nieuwbouw was er nog niet. Alleen die drie boerderijen net buiten de poort en 2 huizen aan de Singel. De rest was weiland.

Op een avond ging ik naar de verjaardag van mijn schoonmoeder, in Nieuwpoort. Toen stond er voor de Hervormde kerk, op het kerkplein een hooipers, volgens mij van de firma Verhoef uit Langerak, om hooi te persen voor al die koeien die hier gekomen waren. Daardoor was het wel een gigantische troep op straat.

Die koeien werden gedropt bij de boeren in Langerak en we hadden ook een paar boeren in Nieuwpoort. Hier werd een koe neergezet, daar werd een koe neergezet. Het was februari, dus de koeien moesten op stal staan. Provisorisch werd er dan een plekje gemaakt.  Aan de Buitenhaven woonde Goof Slob, hij kreeg familie Romijn ingekwartierd. Toen schreef hij in de Statenbijbel: ‘De Romeinen komen naar Nieuwpoort’. Dat was leuk.

Sommige mensen die hier naartoe gevlucht waren, zijn hier blijven hangen. Familie Boer uit Ottoland is in Langerak blijven wonen. Ook in Groot-Ammers is een familie gebleven en melkboer geworden.

Zandzakken vullen

Bij Graafland heb je die rotonde en de weg naar het Schoonhovenseveer, dat was toen allemaal nog zand. Daar werden zandzakken gevuld. Er lagen allemaal ijzeren platen op die weg, dus er kon met wagens op gereden worden. Toen hebben ze mij en een heleboel andere mensen gevraagd om hulp. We hebben de hele nacht van zondag op maandag zandzakken staan vullen. Er zijn heel veel zakken naar Schelluinen gegaan. In Ottoland werden ze op zolderschuiten geladen, richting Gorinchem gebracht en daar werd de kade versterkt. Dat hebben we nachten gedaan.

Rommel aan de dijk

Er was geen schade aan de dijk. We hadden alleen last van al dat riet dat aangespoeld was, daak noemen ze dat. Ik heb die maandag niet gewerkt, alleen maar zand geschept. Ik werkte toen op de Betonfabriek bij het Schoonhovense veer. Daar hadden we behoorlijke kademuren, maar daar was het water gewoon overheen gekomen. ’s Woensdags ben ik weer aan het werk gegaan. Bij ons op de fabriek lagen hele lagen van dat daak, dat hebben we met elkaar opgeruimd.

Uiterwaard ondergelopen

De mensen die in Groot-Ammers buiten de dijk woonden hadden schade, die hadden allemaal water in het onderhuis gehad. Die uiterwaard, waar nu het tennisveld is, die stond helemaal onder water. Dus die huizen daar hadden allemaal water gehad. Maar dat gebeurde wel vaker in februari als het hoog water (bovenwater) was. Dat was sneeuwwater uit de bergen. Als jongens probeerden wij wel eens, waar nu de olietanks zijn bij gebr. Den Hartog, of we met onze klompen een geultje konden maken. Zodat het water binnenkwam. Een kwajongensstreek natuurlijk, dat hadden ze liever niet.

Ongeluk

Meneer Fuik Noorland is met zijn auto de kade bij de Kikker afgereden. Hij woonde bij het kerkhof in Groot-Ammers.

Over Mourik en burgemeester Brouwers

Dat Mourik geholpen heeft bij het dichten in de dijk heeft wel in de krant gestaan. Toen was het nog een kleine firma, maar het is nu een groot bedrijf. Ik heb jarenlang krantenknipsels bewaard, maar die heb ik aan de Historische Kring gegeven.

We kenden burgemeester Brouwers goed, want hij heeft ons overgetrouwd. Een hele aardige man. Ze hebben altijd beweerd dat zijn vrouw een vriendin was van de toenmalige koningin, Juliana. Die hebben hier jaren gewoond. Er is een oude film waar hij op staat. Hij staat aan de stoep in Langerak en als hij uitstapt zegt hij: ‘In Nieuwpoort kunnen ze goed leven van een paar perenbomen en een stukje land.’ Daar stak hij een beetje de gek mee. Op de Wal had je hele hoge bomen en daar zaten altijd ’s nachts koppels kraaien in om te overnachten. Daarom noemen ze Poorters ook kraaien.

Dode kadavers

De zuster van mijn vrouw had een vriend op Sliedrecht. Die zei: ‘Het is hier zo erg, er drijven allemaal dode kadavers.’ Daar hebben we haar nog lang mee geplaagd.

Nieuwpoort in 1953

In de jaren ’50, tijdens de watersnood, hadden wij veel winkels in Nieuwpoort. Twee bakkers, twee slagers en kruideniers. Een vrouw op de Hoogstraat die wat verkocht, Witzier en de buurman en bij Klaas Renes, naast het café had je een winkel, de bank, groenteboer, bloemenwinkel en bakker op de Binnenhaven. Je hoefde nergens naar toe, alles was in de Poort te halen. Er waren ook een paar kolenboeren. Elke maand werd er geld opgehaald voor de waterleiding en elektriciteit. De huur werd opgehaald door de gemeentebode. Dat is allemaal veranderd.

4. Het verhaal van meneer en mevrouw De Bondt, Vlietzicht 201

Mevrouw de Bondt was 14 jaar op 1 februari 1953 en woonde in Molenaarsgraaf, Graafdijk West, bij de Giessendamse Binnenvliet.

Het stormde vreselijk en ik moest oppassen bij de buren. De kachel stond heel hard te loeien. Toen ik thuiskwam ben ik naar bed gegaan. De volgende ochtend om 6 uur stond de politie aan de deur. Ze vertelden dat we weg moesten omdat de dijk in Papendrecht doorgebroken was. Mijn moeder zei: ‘O Piet waar moeten we nou naar toe? Moeten we maar naar Den Donk?’ Dat is niet gebeurd. Er stond nog een pan met ballen gehakt op de kast en die hebben we eerst nog opgegeten. Maar de boer aan de overkant van de Graaf had zijn koeien losgemaakt en die ging weg. Dat vonden we zo raar, al die koeien de dijk uit. Mijn moeder zei: ‘Hij is gek, wie doet dat nou zo?’

Drie weken van huis

Om ongeveer 12 uur kwam er een open vrachtwagen en daar zaten mijn vader, moeder, zus en ik op. Ook de buren en twee zusters gingen mee. Eén was doof en één blind, ze droegen van die lange zwarte jurken. We reden naar Nieuwpoort toe en wij zijn op Gelkenes terechtgekomen. Eerst zijn we naar familie Slob gegaan, maar die konden ons niet hebben. Toen kwamen we bij de familie Rozendaal en daar zijn we een paar dagen gebleven. Daarna ben ik voor twee weken naar familie in Rotterdam gegaan, mijn moeder en zus bleven op Gelkenes. Mijn vader is eerder teruggegaan naar Molenaarsgraaf. We hadden geen water in huis gehad, maar wel in de schuur. Ze hebben toen een pomp op een betonnen platform naast de kaai geplaatst om te malen en mijn vader heeft die pomp bediend. Na drie weken ben ik thuisgekomen, want ik moest ook weer naar school.

Te paard op de vlucht

Mijn nichtje kwam uit Bleskensgraaf en was toen al dol op paarden. Toen ze weg moesten vanwege het water is ze op haar paard naar Groot-Ammers gaan. Maar het ijzelde en hagelde zo vreselijk hard, die is toen bijna bevroren op haar paard. Al die koeien gingen over de Lekdijk en alles liep door elkaar. Eén koe is dol geworden van de stress, die hebben ze doodgeschoten.

Meneer de Bondt was 18 jaar en woonde op Sluis 80, bovenop de dijk bij Streefkerk.

Mijn moeder was naar een toneelstuk in Groot-Ammers, ongeveer een kwartier lopen vanaf ons huis. Maar ze kon niet tegen de wind inlopen. Dus die mensen waar ze was, belden ons op en toen hebben mijn broer en ik samen mijn moeder tegen de wind in naar huis geduwd. Het water stond bij mijn huis zo hoog aan de dijk dat ik mijn handen in het water kon wassen. Het was een noordwestenwind en die geeft het hoogste water.

Gasten over de vloer

Om 6 uur werden we gewekt, door de familie Blom, vader, moeder en twee dochters. Zij woonden op de Vuilendam (red.- in Brandwijk) en wij huurden ons huis van hen. Zij hadden bedacht dat ze naar ons toegingen, omdat wij bovenaan de dijk zaten. Hoog en droog. Zij hadden nog geen water, maar het water liep achterom (red.- door de polder) en kwam wel Ottoland binnen tot aan de Vlietenbrug. De kaai langs de boezem was gelukkig sterk genoeg, die hield het water tegen. Anders had het water tot aan Groot-Ammers gekomen. Vrouw Blom was dementerend.

Wij hadden een ontzettend groot huis. Het was vroeger een kaaspakhuis geweest met daarachter een aangebouwde woning. Mijn zus was getrouwd en woonde er ook, in het onderhuis. Nu staat het er niet meer. Er kwamen nog meer mensen logeren, waaronder twee vrijgezelle dames van in de vijftig en familie IJzerman van de Vuilendam. Wim IJzerman sneed koeienpoten schoon, een pedicure voor de dieren. Ze hadden zes kinderen bij zich. Op zolder lagen appels en peren. Wij moesten daar met de andere kinderen, die bij ons kwamen, gaan slapen. Hun ouders sliepen in de kamer van mij en mijn broer. Dat was keten, want we gooiden met die appels en peren naar elkaar. We hebben wat gelachen, dat was echt leuk. Die familie is nog ruim 3 weken gebleven. Er was niet veel water in de Vuilendam, maar het gebied werd nog niet vrijgegeven. Ze moesten eerst zeker weten dat het veilig was. Daarom ging mijn schoonvader ook malen in Molenaarsgraaf. Die familie had wel iets schade.

De Lek bij ons huis was zeker 200, 300 meter breed. Het was zo’n angstig gezicht. Je zag helemaal niks van de uiterwaarden, het water stond van dijk tot dijk. Omdat het zondag was hoefde mijn vriend, bakker Gerrit van der Grijn, niet te bakken. We gingen ’s ochtends vroeg in Gelkenes kijken. Daar ploeterden de biggen tussen de kazen, die dreven in het voorhuis, de opkamer van familie Boon.

Van hot naar her met koeien

’s Ochtends werden we opgeroepen, we moesten allemaal naar het Fortuijnplein in Groot-Ammers komen. Er was één burgemeester voor Groot-Ammers, Nieuwpoort en Langerak, burgemeester Brouwers. Hij vroeg of wij overal in Molenaarsgraaf en Brandwijk de koeien wilden halen. Die boerderijen waren toen nog niet zo groot als nu, een boer had hooguit 20 tot 30 koeien, maar die kon hij niet alleen verplaatsen. Dus wij gingen helpen en brachten al die koeien naar Groot-Ammers. Daar zat een groep mensen en die verdeelden alle koeien, dus bij Piet moet je twee koeien brengen en bij Aai drie koeien enzovoort.

Toen we ze allemaal hadden weggebracht, werd de situatie zo kritiek dat het Achterland onder water zou lopen. Dus toen zei de burgemeester: ‘Haal de koeien maar weer terug’. Dat hebben we gedaan, want er moest ruimte blijven voor de mensen uit het Achterland. We hebben heel de dag heen en weer gereden. Al die boerderijen moesten ook leeg, die mensen moesten geëvacueerd worden naar de dijk in Groot-Ammers. En tegen de avond liepen de koeien uit Molenaarsgraaf en Brandwijk dus tussen Groot-Ammers en het Schoonhovense Veer langs de dijk. Daar konden ze niet blijven en de volgende dag zijn ze met vrachtwagens naar de veehallen in Utrecht gebracht. Het was geen gezicht al die dieren aan de dijk, het waren er duizenden. Het was ook ontzettend koud, maar die koeien waren slim, ze stonden allemaal in de luwte. Heel veel mensen hebben er van die dekkleden op gelegd. Maar hoe ze gemolken zijn, dat weet ik niet.

Het water dichtbij

’s Nachts ging ik naar het Nieuwe Veer, bij Streefkerk. Daar ging het water al over de dijk, er was een stuk uit de dijk geslagen. In de bocht sloeg het water precies in de dijk, een punt op het noordwesten. Je zit daar ook meer naar de zee toe. Toen hebben we duizenden zandzakken ingegooid, want als die dijk het niet gehouden had daar, was er een blok van 10, 12 meter water door de polder geraasd. Dan hadden Molenaarsgraaf en Brandwijk onder water gestaan.

Mijn moeder zei altijd: ‘Tegen water en wind is niet te vechten’. Daar hebben we met een club verschrikkelijk hard gewerkt. Je moest door blijven gaan. De mensen die daar woonden hadden boterhammen klaargemaakt, die kon je tussendoor opeten. Dat was het ergste wat ik toen heb meegemaakt, het was zo kritisch. Het water stond al halverwege de dijk, de straatstenen waren er tot halverwege de dijk al uit. Later dacht ik nog wel eens, als de dijk toen doorgebroken was, dan had ik meegegaan.

Hout van de overkant

Ik ben één dag thuis geweest. ’s Maandags gingen we kijken hoe hoog het water was. Er was een bocht in de dijk, daar lag allemaal hout waar ze kozijnen van maakten, in het water tegen de dijk aan. Dat kwam van de Concurrent, een timmerfabriek aan de Bergstoepseveer in Bergambacht. Ik kon zo 15 meter de Lek inlopen. Meters dik hout, het leek wel een vlonder.

Roeiend naar het werk

Ik werkte toen bij Minkema, een fabriek aan de buitenkant van de dijk net buiten Nieuwpoort, waar nu autobedrijf Van der Wal zit. Vanaf de dijk in Langerak zag je die fabriek, die iets hoger stond. In het magazijn stond ongeveer 15 cm. water. Maar om die fabriek heen stond metershoog water. Dus op de dijk stapten we in een roeiboot en zo vaarden we naar die fabriek. Het was maar een klein stukje.
In Langerak was een binnenvaartschip uit de haven gewaaid, die lag schuin tegen de dijk aan. Maar daar zitten ze al iets hoger, dus het was daar minder kritisch.
 
Het ongeluk

Er waren mensen naar de Graaf gegaan. Ze werden opgehaald door kennissen of familie om spullen uit de Graaf (gebied langs de Graafstroom ter hoogte van Molenaarsgraaf en Brandwijk – red.) op te gaan halen. Ze dachten dat dat onder water zou lopen. Bij de Ammerse Kaai, ter hoogte van de Kikker, reed die man met zijn auto rechtdoor, het water in. Twee mannen zijn verdronken, dat vergeet je niet.

Opruimen en herstellen

We mochten niet op de dijk, want daar werd gewerkt en opgeruimd. We moesten langs de kanten naar school lopen.

Firma Mourik

Meneer de Bondt weet nog dat Firma Mourik net begonnen was met een paar auto’s. Ze hebben daar een paar auto’s met zand in het gat gelost.

Ze hebben hier vlakbij het zand uit de grond gehaald, voor de zandzakken en om het gat bij Papendrecht te dichten.

3. Het verhaal van de heer Henk van Middelkoop (04-05-1944), 9 jaar in 1953, en mevrouw Johanna Middelkoop-Vink (07-05-1940)

De heer van Middelkoop vertelde dat hij op de zaterdagavond met zijn moeder en broer naar een verjaardag ging van een neefje op Lekdijk 10. Op de terugweg was de wind zo hard dat zijn broer achterstevoren op de fiets moest zitten bij moeder, omdat zijn adem werd afgesneden. Plotseling kwam vader van Middelkoop op de motor, wat hij nooit deed, hen tegemoet rijden om ze mee terug te nemen. Hij ging voor rijden om moeder uit de wind te houden, zodat het gezin terug kon komen op Lekdijk 50.

Het hele gezin ging naar bed, onwetend wat er nu precies aan de hand was, want men had geen informatie over het weer en ook had men geen weet van het moment van springvloed.
De zondagmorgen werden ze wakker van onbekende angstaanjagende geluiden die rondom het huis werden gehoord. Vader moest om 6 uur hun 2 koeien gaan melken en zag de schuimkoppen over de dijk, tegen de ruiten van de boerderij aanvliegen. Er was geen elektriciteit en er werd met kaarsen licht gemaakt.

Rond 9 uur kwam de buurvrouw, wat heel ongebruikelijk was. De buurvrouw wilde in haar angst haar heil zoeken onder het woord en in gebed in de Kerk. Uiteindelijk heeft ze daarvan afgezien, omdat het onmogelijk was om er te komen.
Tegen de middag kwamen vanuit het Westen de eerste koeien de dijk uitgelopen, de meeste waren “droge koeien en pinken”. De melkkoeien waren er tussen Groot Ammers en Langerak er al uitgehaald.
Als een boer geen plaats meer had of geen vee wilde stallen, plaatste hij hekken bovenaan de stoep.

In het leegstaande gebouw van de school in de Waal werden ook koeien gestald. Die bleven daar tot de boerderijen in Molenaarsgraaf e.o. weer in gebruik waren en werden verzorgd door 2 jongens, die meegekomen waren uit Molenaarsgraaf. Deze jongens waren ingekwartierd bij mensen in de buurt, zodat ze de koeien konden voeren en melken. De fietsenstalling werd gebruikt om hooi in op te slaan.
De vloeren van de school bleken dermate zwak dat het gevolg was dat er regelmatig een koe door de vloer zakte.

Koeien hadden blikken plaatjes met een nummer in hun oor. Deze correspondeerde met een schetstekening van de koe die erbij werd bewaard, waardoor later de meeste koeien konden worden teruggevonden en aan de eigenaar werden teruggegeven. Desalniettemin werden toch diverse koeien vermist, sommige waren onderweg verdronken.

In het “Boveneind”, ter hoogte van Lekdijk 10 en 11, was de dijk erg slecht en men vreesde voor een doorbraak. Er lag daar veel gesneden riet in het water. Er werd het verhaal verteld dat iemand aan een touw, waarschijnlijk de heer Slob van Lekdijk 11, die bekend stond als een “durfal”, aan een touw te water werd gelaten. Zo kon hij het riet bij elkaar brengen om er zo schoven van te maken, die tegen de dijk werden bevestigd, zodat dat nog enige bescherming zou bieden tegen het afkalven van het dijklichaam.

2. Gesprek met de heer en mevrouw Den Hartog, Langerak

Beiden hebben de watersnood in de regio intensief beleefd, beide waren 12 jaar oud.
Dhr. Den Hartog vertelde: hij woonde toen in Groot Ammers aan de dijk ter hoogte de afrit naar de voetbal en de sporthal de Reiger. Het ouderlijk huis stond direct aan de dijk en zij hadden veel van het water te vrezen en waren zich daar goed van bewust.

Op zaterdag was het al hoog water en ging er veel dreiging uit van de rivierarm de “Nes” het gebied tussen de zomerdijk en de “Lekdijk” en tussen oliehandel den Hartog en ongeveer de tennisbaan stond vol met water. Op dat stuk land waren toen de voetbalvelden en daarbij stond een houten voetbalkantine.

Wat den Hartog tegen de avond zag was ongelofelijk de hele voetbalkantine, die normaal op betonnen palen stond en aan de grond stond verankerd, dreef als een boot tegen de dijk aan en ramde zo stukken grond uit de dijk. Mede door dit gebeuk en de rollende golven tegen de dijk aan werd de dijk aan de rivierzijde uitgehold en werd hij steeds slechter in de loop van de nacht. Omdat het van zaterdag op zondag springtij, dat betekent extra hoogtij, zou worden was het een kritieke situatie.

Op zondag morgenvroeg ging hij naar de dijk en alarmeerde zijn ouders. Zij schrokken want het riet lag al op de weg en golven sloegen over de dijk. Mevr. den Hartog vertelden dat in de Herv. Kerk van Langerak de dominee alle mannen opriep om te gaan helpen om de dijk te versterken. Op die zondagmorgen kon je vanaf de dijk je handen wassen in het rivierwater, zo hoog stond het water. Maar het waaide zo hard dat het op de dijk niet veilig was, je kon niet normaal in de wind blijven staan.

Ook ter hoogte van de stoep naar de “Ammersekade” deed zich een ernstige situatie voor. Aan de overkant in Bergambacht lag buiten de dijk, bij een timmerfabriek, een heleboel hout gebundeld opgeslagen. De grote bundels hout van ongeveer 5 bij 2,5 m. waren gaan drijven, en kwamen tegen de dijk aan. De houtbundels beukten op de dijk, waardoor het een soort stormram was geworden. Rond 12 uur op zondag morgen zakte het water gelukkig iets waardoor het eerste gevaar geweken was.

De een zijn dood werd de ander zijn brood. Op dinsdag brak de dijk bij Papendrecht door, waardoor het water in de Lek iets lager werd en de druk van de dijk werd genomen. Hierdoor is de “Lekdijk” bij Groot Ammers gespaard gebleven is de overtuiging van meneer den Hartog.
Deze doorbraak bracht met zich mee dat vele boeren en hun vee vanuit het westelijke deel van de Alblasserwaard naar hoger gelegen gebieden trokken. Den Hartog vertelde dat er hele kuddes koeien over de dijk liepen die hier en daar door boeren werden opgevangen als ze ruimte hadden. Zo werd vee door collega’s mee genomen en ondergebracht. Of iedereen na de watersnood zijn eigen koeien heeft kunnen terugvinden blijft twijfelachtig, ook is er vee verdronken onderweg, als het water terecht kwam en niet konden worden gered.

Een zeer triest verhaal speelde zich af tussen Brandwijk en Groot Ammers. Een boer genaamd Noorlander had een broer in Groot Ammers wonen, deze verzocht zijn broer om een vrachtwagen te regelen en samen met een chauffeur genaamd Koos, de zoon van Zeger van der Ham, om hem met zijn koeien op te halen en naar Ammers te brengen. Toen de wagen met koeien was ingeladen vertrokken ze richting Groot Ammers. Het water kwam echter zo snel achter hen omhoog dat ze werden ingehaald en de weg niet meer konden zien. Ze raakten letterlijk de weg kwijt. Hierdoor is de vrachtwagen gekanteld en in het diepere water gekomen waardoor de beide broers Noorlander zijn verdronken.

1. Het verhaal van de heer en mevrouw Rozendaal.

“Wij woonden aan de binnenkant van Gelkenes en aan de overkant stond de boerderij van familie Boon. Waar nu het zwembad is. Die boerderij stond buiten de dijk. Teunis van Vianen woonde naast ons. Die wind op zaterdag 1 februari 1953, daar begon het mee, was echt verschrikkelijk. Daardoor waaide er eerst een gat in het dak van familie Boon. Alle buren kwamen helpen om ‘hekkes’ op het dak te leggen.”

Man en koe te water
“Later kwam het water omhoog en toen moesten alle varkens uit de schuur, want die stond lager. Die varkens zijn naar boven, op de dijk gebracht, maar we weten niet meer waar ze naartoe gegaan zijn. Toen kwam het water nog hoger, en dus moesten de koeien ook uit de schuur gehaald worden. De familie Boon wist niet waar die koeien naartoe moesten, maar dat wist meneer Rozendaal wel.
‘Ik ga naar vrouw Eegdeman met de koeien’. Dat is tegen Groot-Ammers aan, in de boerderij waar nu fietsen verkocht worden (red. – Bakker). Boer Boon en zijn zoon hielpen mee. Maar toen zijn zoon een koe vasthad en de stoep naar de dijk opliep, werden hij en de koe meegetrokken door het water. Door alle houten troep in het water kon hij er zelf niet uitkomen.” Meneer Rozendaal en Eegdeman hebben hem eruit gehaald. “Het was nog maar een klein stukje de stoep op, je kon je handen wassen aan de dijk. De vrouw van die zoon, Sjaan Boon, leeft nog. Een andere buurman, Van der Ham, gaf de drenkeling het advies om ‘nakes’ tegen Sjaan aan te kruipen, zo zou hij wel opwarmen. Hij was zo koud, het was echt verschrikkelijk, echt een toestand. Er is geen vee verdronken, want die koe is zelf naar de kant gekomen en die hebben ze er toen uitgetrokken.”

Reddingsactie
“We zijn de hele nacht bezig geweest.” Mevrouw Rozendaal was echt bang dat het water over de dijk zou komen. Meneer had geen tijd om angstig te zijn, hij had het veel te druk. “Oude vrouw Boon zat op zolder, die wou er niet af. Dat is nog een heel spul geweest om die vrouw beneden te krijgen. Ze wou haar spulletjes niet achterlaten. Maar dat kon niet, want die boerderij kon wel instorten. De boerderij stond dichtbij de dijk. Dus we hebben en plank van de dijk in het raam gelegd. En zo hebben we haar naar beneden gehaald. In de boerderij van Boon zijn ze later weer gaan wonen. Wij hadden verder geen schade.”

2 Februari 1953 – Vee op de dijk
“’ s Zondags kwam er allemaal vee de Boezemkaai uit, de dijk op, uit Ottoland en Bleskensgraaf. Iedereen die wat ruimte had, nam vee op. Bij ons stonden er twee pinken in een piepklein schuurtje. Die hebben er een week gestaan. Van koeien werden toen schetsen gemaakt, tekeningen, dat waren soort eigendomsbewijzen. Dus de boeren konden hun koeien wel terugvinden. Maar iedereen had vee, en ze moesten ook nog eten hebben. Dat haalden we bij een ander in de buurt. Die koeien zijn later weer teruggegaan naar de boer. We hebben ze niet zomaar van de dijk gehaald, het werd wel gemeld. Hoe het met de melk van al die koeien ging, weten we niet meer. Die moesten ook gemolken worden, maar waar die melk naartoe gegaan is?”
Meneer Rozendaal haalde melk op en ging zondagsochtends gewoon aan de slag. Hij had geen oog dichtgedaan. “De melk moest naar Schoonhoven, maar daar kon je niet komen. Dus bracht ik de melk in Gorinchem, daar stond geen water. We zijn ook wel eens Vianen rond geweest.”

Verdronken bij de Kikker
“Er is toen ook nog een vrachtwagen te water gegaan, met een jongen die woonde vlakbij ons, een man en een boer die op de Haarsteeg in Groot-Ammers woonde. Ze gingen spullen halen. Die twee mannen zijn toen verdronken en die jongen is eruit geklommen. Ze zijn bij de Kikker (langs de Ammerse Kaai) het water ingereden. Ik denk omdat het water op de weg stond en ze de kanten niet meer konden zien. Zo hoog was het water al. Die mannen, zwagers van elkaar, zijn toen verdronken. Die jongen heeft ze nog geprobeerd eruit te trekken, maar het lukte niet. Ze hielden elkaar vast, dat heb je wel meer met drenkelingen. Ze willen elkaar dan redden. Het was een en al ellende.”

Het nieuws verspreidde zich
“We hoorden over het gat in de dijk van Papendrecht, doordat dat praatje rondging. Familieleden belden met elkaar en zo ging het nieuws verder. We hadden de hele dag de radio aan. Zo hoorden we nieuws uit Zeeland, dat het allemaal zo verschrikkelijk was. Maar we hebben pas later gezien hoe erg het eigenlijk echt was, omdat we toen geen tv hadden.”
“In Bleskensgraaf stonden ze helemaal onder water, het kwam tot aan Brandwijk. Door de dijkdoorbraak in Papendrecht kwam het water bij hen zo binnen. En die mensen kwamen ook de dijk uit, op weg naar familie. Of andere opvang misschien. Mijn ouders woonden in Graafland, die hebben ook nog verre familie in huis gehad. Het was zo’n rare hectische dag. Er kwamen ook mensen kijken naar het water.”
Meneer Rozendaal had de hele nacht op de dijk gelopen. “ ’s Ochtends werd ik binnengeroepen door vrouw Eegdeman. Ze zei dat ik lang genoeg buiten had gelopen en schonk me een borrel in. En ik mocht lekker warm bij de kachel. Het was koud natuurlijk. Het was winter.”

Burgemeester Brouwers
“Burgemeester Brouwers kenden we wel, hij woonde aan de Binnenhaven in het burgemeestershuis. Maar dat was geen vriend van ons. Wij zijn in ’51 getrouwd en mijn man zat in dienst. Daar verdiende je niks hoor, je kreeg heel weinig geld. Maar een gulden per dag. De gemeente moest je dan geld geven, maar dat deed Brouwers niet. Mijn man zat eens in Assen en dan kwam hij het weekend niet naar huis, want dat kon hij helemaal niet betalen. We waren getrouwd en ik woonde bij mijn ouders in, maar we kregen niks. Hij vond dat niet nodig. Later kregen we 19 gulden in de week. Toen we een zoontje kregen is mijn man naar de burgemeester gegaan, want ja, ons zoontje moest toch ook eten. Nou, we kregen toen wel wat meer geld, maar hij vond het maar niks. We kregen 29 gulden in een week.”
“We weten niet of Brouwers betrokken was bij het dichten van de dijk in Papendrecht. Wel van Mourik, die is daar aan het werk geweest. Ze hebben een schip in het gat laten zakken, maar we weten niet of Mourik dat heeft gedaan. Toen het gat dicht was in Papendrecht, zakte het water weer. Maar dat duurde wel een paar dagen.”

De moeder van mevrouw Rozendaal had kennissen in huis en die zijn een week gebleven.


De heer Rozendaal is inmiddels helaas overleden.